Houtkap op landgoed Sorghvliet, Zuid-Holland, circa 1943. Bron: Haags Gemeentearchief
Kastelen, landgoederen en buitenplaatsen bestaan uit een afwisselend landschap, van park tot weiland, bouwland en bos. Naast de grote landhuizen bleken de bossen tijdens de oorlog erg interessant te zijn. De bomen waren ideaal als camouflage, voor zowel de bezetter, de bevrijder als het verzet. Soldaten kerfden hun initialen in de bomen, soms vergezeld door dat van hun liefje. Er werden raketlanceerbasissen in bossen gebouwd, munitie verstopt of bunkers gebouwd. Naast de camouflagefunctie werd het hout gebruikt als brandstof en bouwmateriaal. Tijdens de oorlog werd, mede door de Duitse bezetter, volop ingezet op houtproductie en houtoogst. In 1944 werden zelfs alle bossen van Natuurmonumenten gevorderd. In heel Nederland had het bezet gevolgen voor de talrijke bossen op landgoederen en buitenplaatsen, die vaak gevorderd werden. Zo werden de krententakken van landgoed Oldengaerde (Dwingeloo) ingezet om tankgrachten mee te verstevigen. Bij het Catshuis op landgoed Sorghvliet kapten de Duitsers in 1943 veel bomen om ruimte te maken voor de tankwal die daar werd aangelegd. Wat de reden ook was, de vaak forse houtkap had invloed op het aanzicht van de landgoederen.
Het confisqueren en kappen van de bomen door de Duitsers wekte verontwaardiging op bij de eigenaren. Coba Bentinck-Philipse woonde tijdens de oorlog in het huis Schoonheten bij Heeten en schreef in haar dagboek over het nabijgelegen landgoed Boxbergen: ‘… en overal worden versterkingen gemaakt. Ze nemen daar twijgen voor en op Boxbergen hakten ze maar zo de dennen weg in ’t bos om te gebruiken. Men heeft niets meer over zijn eigen boel te zeggen.’ Niet alleen de bossen werden geveld, ook de statige lanen of oude bomen moesten er soms aan geloven. Op Bisdom van Vliet (Haastrecht) werd de Middenlaan gekapt, net als de beuken van de Middachter Allee op Middachten (De Steeg). De oude bomen op Zwaanwijck in Nigtevecht werden om hun brandhout gekapt. Op landgoed Klingelbeek bij Arnhem werd de negentiende-eeuwse landschapstuin verwoest door het kappen van bomen en de aanleg van loopgraven.
Loopgraaf door de bossen bij De Duno, Gelderland. Bron: Gelders Archief
Het vorderen en kappen van bossen gebeurde gedurende vrijwel de hele oorlog door zowel de Duitsers als de lokale bewoners, aangezien overal behoefte was aan brandhout. Op landgoed De Helmer bij Enschede werd een deel van het bos gekapt en als brandhout aan de bevolking van Enschede verkocht. Of het hout werd verkocht door de eigenaren, de familie Menko, of door de Duitsers is nog onbekend. In Voorschoten weigerde Willem baron Schimmelpenninck van der Oye van Kasteel Duivenvoorde het verzoek om hout op zijn landgoed te kappen om daarmee de noodkeuken van de gemeente draaiende te kunnen houden.
Aan het einde van de oorlog leek de behoefte aan hout tot een hoogtepunt te komen, bevorderd door schaarste, de koude Hongerwinter en de bezetter die nog volop verdedigingswerken aan het bouwen was. Tijdens de Hongerwinter werd veel aan illegale houtkap gedaan om de kou te verdrijven en om eten op te koken. Henk Huygen was tijdens de Hongerwinter bosarbeider bij kasteel Groeneveld, Baarn. Nadat de bomen waren gekapt om als brandstof te dienen, kreeg Huygen opdracht de twee palen die voor het koetshuis en de orangerie stonden om te trekken, zodat de Duitsers die als brandhout konden gebruiken. Landgoed Nijenburg bij Heiloo werd door de lokale bewoners vrijwel leeggehaald. Op landgoed Nimmerdor bij Amersfoort werden begin 1945 Nederlandse gevangenen tewerkgesteld om tankwallen te graven, waarbij veel sparren werden geveld.
Wat gebeurde er na de oorlog met de boomloze bospercelen? Na de oorlog werden diverse financiële maatregelen getroffen om bosbouw en houtteelt te steunen. Hieronder vielen onder andere subsidies ten behoeve van de herbebossingen van vellingen uit de oorlogstijd en subsidies voor het planten van bomen in het kader van landschapsverzorging. Van Huis ter Nieuwburch bij Rijswijk is bekend dat het bos na de oorlog opnieuw is aangeplant. Ook de landgoederen in Zeeland die te lijden hadden gehad onder de inundatie werden na de oorlog weer hersteld. Op landgoed Boerskotten (De Lutte) werd dankbaar gebruik gemaakt van de bomen die nog overeind stonden. Mevrouw Baurichter-Essink gaf in 1946 opdracht een kruisbeeld op te richten en op het hoogste punt van het landgoed te plaatsen. Het kruis werd gemaakt van hout afkomstig uit de bossen van Boerskotten en stond symbool voor de dankbaarheid dat zij en haar gezin de oorlog hadden overleefd.
Laan bij Middachten, Gelderland. Bron: NIOD
Bronnen:
– Boosten, M. ‘Nederlands bos(beheer): al 250 jaar in ontwikkeling’ in: Vakblad natuur bos landschap, september 2016.
– Purmer, M. ‘Natuurmonumenten viert 75 jaar bevrijding’, 05-05-2020, via: https://www.natuurmonumenten.nl/nieuws/natuurmonumenten-viert-75-jaar-bevrijding.
– Tex, J.U. den ‘Schoonheten in het laatste oorlogsjaar’ in: Nieuwsbrief Stichting Archivariaat Bentinck-Schoonheten, november 2001, jaargang 6.
– Grandjean, A.J. (jaartal onbekend) De bosbouw in Nederland, via: https://edepot.wur.nl/268128.